CAO
Rechten en plichten op gebied van vakantie:
Artikel 8:1 Vakantierechten (dit artikel geldt per 1 januari 2012)
1. Voor zover in dit hoofdstuk niet afwijkend of aanvullend is bepaald, zijn de bepalingen van het Burgerlijk
Wetboek met betrekking tot vakantie van toepassing (artikel 7:634 t/m 645 BW). Van deze wettelijke be-
palingen mag niet worden afgeweken.
2. De werknemer heeft met behoud van het salaris recht op 144 vakantie-uren per kalenderjaar.
3. Voor werknemers met een parttime dienstverband is de regeling van lid 2 naar rato van de omvang van
het dienstverband. Voor werknemers met een gemiddelde arbeidsduur boven de 1878 uur per jaar geldt
eveneens een aantal vakantie-uren naar rato van de omvang van het dienstverband.
Artikel 8:3 Vermindering vakantierechten
1. De volgens artikel 8:1 vastgestelde duur van de vakantie wordt naar evenredigheid verminderd in de volgende gevallen:
a. indien de werknemer in de loop van het kalenderjaar in dienst treedt;
b. indien de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer in de loop van het kalender
jaar eindigt dan wel wordt beëindigd;
c. indien de werknemer in deeltijd werkzaam is.
2. Het vakantieverlof waarop de werknemer ingevolge de in het eerste lid bedoelde vermindering over enig kalenderjaar aanspraak heeft, wordt zo nodig naar boven afgerond op hele uren.
Artikel 8:6 Opname vakantie en aftrek ziektedagen
1. De vakantie wordt, tenzij de belangen van de afdeling of dienst waar de betrokken werknemer aangesteld is zich hiertegen verzetten, overeenkomstig de wensen van de werknemer -desgewenst ononderbroken- verleend. De werknemer kan ten minste aanspraak maken op een vakantie van 3 weken aaneengesloten met inbegrip van de weekends daaraan voorafgaand en daarop aansluitend.
2. De werkgever kan een regeling treffen die ertoe leidt, dat maximaal 3 ziektedagen worden aangemerkt als vakantieverlof in het geval dat de werknemer tijdens de arbeidsongeschiktheidsperiode met toestemming van de controlerend geneeskundige vakantie geniet, met dien verstande dat de werknemer recht houdt op ten minste het in artikel 7:634 BW genoemde aantal vakantiedagen. Dit artikellid vervalt per 1
januari 2012.
3. De algemene regeling en de spreiding van de vakantie binnen de instelling behoeft instemming van de
ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging.
Artikel 8:7 Verplichte collectieve sluiting
Voor de werknemers in de dagverblijven geldt het volgende: indien door de werkgever na overleg met de
werknemers een sluitingsregeling is vastgesteld, zijn de werknemers verplicht gedurende de sluitingsperiode(s) vakantiedagen op te nemen, tenzij de werkzaamheden zich daartegen verzetten.
Artikel 8:8 Intrekken vakantie
1. Verleende vakantie kan worden ingetrokken, wanneer het belang van de instelling dit dringend noodza-
kelijk maakt.
2. Indien de werknemer als gevolg van het intrekken van de vakantie geldelijk schade lijdt, wordt deze hem
vergoed.
3. Indien de werknemer als gevolg van het intrekken van de vakantie op een bepaalde dag slechts gedeelte-
lijk vakantie genoot, wordt deze dag niet in aanmerking genomen bij de berekening van het aantal geno-
ten dagen.
4. Wanneer een werknemer tijdens een vastgestelde vakantie voldoende aantoonbaar voor de werkgever
arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 7:629 BW, gelden de verleende vakantiedagen niet als vakan-
tiedagen.
Kalenderjaar Artikel 8:9 Opname in kalenderjaar
De vakantie dient in de regel in het desbetreffende kalenderjaar te worden opgenomen. In uitzonderlijke situaties kunnen werkgever en werknemer in overleg besluiten hiervan af te wijken.
Vakantie in geld Artikel 8:10 Omzetting vakantie in geld
Behalve in het geval bedoeld in artikel 7:641 BW, wordt het recht op vakantie niet omgezet in een aanspraak op een uitkering in geld.
Bovenwettelijke vakantiedagen uit voorgaande kalenderjaren (dit artikel geldt per 1 januari 2012)
In afwijking van artikel 8:10 kunnen de bovenwettelijke vakantie-uren van voorgaande kalenderjaren worden
ingezet ten behoeve van het meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden zoals opgenomen in hoofdstuk 12 Meer-
keuzesysteem Arbeidsvoorwaarden.
Buitengewoon verlof:
Artikel 8:13 Onbetaald verlof in verband met bijzondere gebeurtenissen
De werkgever geeft de werknemer voor de hierna genoemde gebeurtenissen onbetaald verlof:
a. verhuizing van de werknemer;
b. huwelijksaangifte van de werknemer;
c. het doen van aangifte van geregistreerd partnerschap;
d. het verlijden van een notariële acte waarmee een ongehuwd samenlevingsverband wordt vastgelegd;
e. het als lid bijwonen van vergaderingen van Provinciale Staten, Gemeenteraad, Gewestraad of Waterschap;
f. het voorbereiden van een aangegeven examen in de opleidingsovereenkomst voor een opleiding als bedoeld in artikel 5:1: maximaal 4 halve dagen of 2 hele dagen per jaar direct voorafgaand aan het examen.
Vrije dagen in verband met bijzondere gebeurtenissen
1. De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid om aan de hierna vermelde gebeurtenissen gedurende de bij die gebeurtenissen vermelde periode deel te nemen. Zo nodig verleent de werkgever daartoe betaald verlof.
a. verhuizing van de werknemer in opdracht van de werkgever: 2 vrije dagen;
b. huwelijk of registratie van partnerschap van één van de leden van het gezin van de werknemer: 1 vrije
dag;
c. huwelijk of registratie van partnerschap van bloedverwanten in de eerste en tweede graad van de
werknemer, van de echtgeno(o)t(e) of relatiepartner: 1 vrije dag;
d. 25- en 40-jarig huwelijksfeest van de werknemer: 1 vrije dag;
e. 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksfeest van ouders of pleegouders van de werknemer, van de echtge-
no(o)t(e) of relatiepartner: 1 vrije dag;
f. 25- en 40-jarig dienstjubileum van de werknemer: 1 vrije dag;
g. overlijden van de echtgeno(o)t(e) of relatiepartner, (pleeg)kinderen, (pleeg)ouders van de werknemer dan wel van de echtgeno(o)t(e) of relatiepartner: de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie;
h. overlijden van of het bijwonen van de begrafenis of crematie van bloedverwanten in de tweede graad van de werknemer, van de echtgeno(o)t(e) of relatiepartner: 1 vrije dag.
2. Voor de gebeurtenissen genoemd in lid 1 sub a t/m f geldt dat de werknemer 14 etmalen tevoren aan de werkgever dient te melden dat hij van de regeling gebruik wenst te maken.
Voor de gebeurtenissen genoemd in lid 1 a t/m f en h wordt in afwijking van artikel 8:12 lid 3 voor deeltijders het naar rato beginsel niet toegepast.
3. De werkgever verleent bij zodanige ziekte in het gezin dat de werknemer regelingen moet treffen om de zorg te regelen: 24 uur betaald verlof op jaarbasis. De werkgever treft hiertoe een regeling in overleg met de ondernemingsraad.
Verlof in verband met lidmaatschap commissies en dergelijke
1. De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid deel te nemen aan bestuurlijke en ministeriële commissies en tuchtrechtcolleges in het kader van de gezondheidszorg. De werknemer verkrijgt daarbij betaald verlof indien die deelneming leidt tot verzuim van in de arbeidstijdenregeling opgenomen te werken uren.
2. De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid deel te nemen aan vergaderingen en zittingen van publiekrechtelijke colleges, waarin de werknemer is verkozen en benoemd. Dit geldt eveneens voor commissies waarin de werknemer uit hoofde van zijn lidmaatschap van deze publiekrechtelijke colleges is benoemd. Het bepaalde in lid 3 is van toepassing.
3. De werknemer kan betaald of onbetaald verlof verkrijgen indien deelname aan de in artikel 8:15 lid 2 bedoelde activiteiten leidt tot verzuim van de in de arbeidstijdenregeling opgenomen te werken uren. Kiest de werknemer voor betaald verlof, dan maakt de werkgever aanspraak op de vergoeding die een werknemer ontvangt uit de functie waarvoor hem het bedoelde verlof wordt verleend.
De keuze voor onbetaald of betaald verlof wordt jaarlijks in overleg met de werkgever vastgesteld.
Huwelijk, samenlevingsverband en kraamverlof
1. De werknemer die een huwelijk dan wel op andere wijze een samenlevingsverband aangaat, hetzij bij notariële akte dan wel gemeentelijke of kerkelijke registratie, heeft recht op 2 extra vakantiedagen (= 14,4uur). De werkgever behoeft slechts éénmaal de extra vakantiedagen toe te kennen zolang het hetzelfde samenlevingsverband betreft. Vanaf 1 januari 2012 geldt dat in plaats van de in de vorige volzin genoemde extra vakantiedagen, extra PBL-verlof (14,4 uur) wordt toegekend.
2. In afwijking van artikel 4:2 Wet Arbeid en Zorg heeft de werknemer bij bevalling van de echtgenote of relatiepartner recht op 28,8 uur kraamverlof. Bij samenloop met het calamiteitenverlof ex artikel 4:1 Wet Arbeid en Zorg wordt de duur van het calamiteitenverlof in mindering gebracht op het genoemde aantal uren kraamverlof.
3. Voor assistent-geneeskundigen in opleiding en werknemers die op grond van artikel 6:1 lid 2 en 5, een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur hebben, gelden in plaats van de onder lid 1 en 2 van dit artikel genoemde uren: 16 respectievelijk 32 uren.
Overige verlofmogelijkheden
De werkgever kan aan de werknemer betaald of onbetaald verlof verlenen in verband met overige bijzondere gebeurtenissen die niet in de CAO staan genoemd, zulks ter beoordeling van de werkgever.
Onbetaalde verlenging bevallingsverlof
Aansluitend aan haar betaald (bevallings)verlof verleent de werkgever aan de werkneemster die zulks wenst, verlof zonder behoud van salaris voor een periode van maximaal 4 weken. Werkgever en werkneemster dienen uiterlijk 3 maanden voor de vermoedelijke datum van de bevalling een afspraak omtrent dit verlof te hebben gemaakt. De werkneemster dient daartoe haar wens tijdig kenbaar te maken aan de werkgever.
Palliatief verlof
Bij zeer ernstige ziekte van de echtgeno(o)t(e) of relatiepartner, (pleeg)ouders, (pleeg)kind of een verwant, waarmee de werknemer samenwoont en waarvoor thuisverpleging en/of verzorging noodzakelijk is, wordt aan de werknemer die de verzorging en/of verpleging op zich neemt na overleg met de werkgever betaald verlof verleend voor een aaneengesloten periode van maximaal 3 maanden. Het tijdens deze periode van verlof opgebouwde vakantieverlof wordt geacht in de totale verlofperiode te zijn inbegrepen.
Een verklaring van de arts/behandelaar met betrekking tot de noodzaak van de verpleging en/of verzorging
wordt door de werknemer overgelegd.
Afwijzing verlof
Indien uit een oogpunt van instellingsbelang c.q. cliëntenbelang van de werkgever in redelijkheid niet verlangd kan worden op een bepaald tijdstip verzuim toe te staan of verlof te verlenen, dan zal na overleg met de werknemer door de werkgever een (gedeeltelijk) afwijzend besluit mogen worden genomen.
Ouderschapsverlof
1. De werknemer heeft gedurende de periode dat het kind van de werknemer de leeftijd van 8 jaar nog niet heeft bereikt, aanspraak op ouderschapsverlof, conform de regeling opgenomen in de artikelen 6:1 tot en met 6:9 van de wet Arbeid en Zorg.
2. De werknemer kan zijn pensioenverzekering en/of de ziektekostenverzekering op vrijwillige basis voortzetten. De werkgever neemt een deel van de daarvoor verschuldigde premies voor zijn rekening, mits de werknemer na het onbetaalde verlof zijn dienstverband tenminste gedurende 6 maanden voortzet.
3. Het in het vorige lid bedoelde werkgeversdeel van de premies is voor zover wettelijk mogelijk gelijk aan het bedrag van de werkgeversbijdrage zoals die direct voorafgaande aan het onbetaald verlof door de werkgever verschuldigd waren, doch bedraagt niet meer dan de volledige gedurende de periode van onbetaald verlof aan het pensioenfonds respectievelijk de ziektekostenverzekeraar verschuldigde premies.
4. De werknemer ontvangt over het ouderschapsverlof dat wordt opgenomen in het eerste levensjaar van het kind waarvoor de verlofopname geldt, een vergoeding van 25% van het salaris van de uren waar ouderschapsverlof over wordt opgenomen.
5. Indien de arbeidsovereenkomst tijdens of binnen 6 maanden na het einde van het ouderschapsverlof op verzoek van de werknemer wordt beëindigd dan wel er in deze periode op verzoek van de werknemer een vermindering van de arbeidsduur plaatsvindt, dient de werknemer het doorbetaalde salaris over het opgenomen ouderschapsverlof aan de werkgever terug te betalen.
6. Over de uren dat de werknemer ouderschapsverlof geniet, wordt geen vakantieverlof opgebouwd.
Vergoeding woon en werkverkeer:
Reiskosten woon-werkverkeer (dit artikel geldt per 1 januari 2012)
1. De werkgever treft een regeling voor de vergoeding voor woon- werkverkeer ten minste op het niveau
van lid 3.
2. De in lid 1 bedoelde regeling wordt niet vastgesteld of gewijzigd of ingetrokken dan met instemming van
de ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging.
3. Indien de in lid 1 en 2 bedoelde regeling niet tot stand komt, heeft de medewerker ter zake van het een-
maal dagelijks heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk minimaal recht op een tegemoetko-
ming in de reiskosten van 8 cent per kilometer ongeacht de wijze van vervoer voor zowel de heen- als
terugreis. De maximale vergoeding is gebaseerd op een enkele reisafstand van 30 kilometer.
4. Indien de medewerker ten gevolge van het uitvoeren van een gebroken dienst, als bedoeld in artikel 6:6
lid 8, meer dan eenmaal dagelijks heen en weer dient te reizen van zijn woning naar zijn werk heeft hij
recht op vergoeding van de kosten van het heen en weer reizen tussen de gebroken diensten.
Artikel 9:2 Reis- en verblijfkosten bij dienstreizen
1. De werkgever treft een regeling voor de vergoeding van de kosten, voor de werknemer verbonden aan
het in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden maken van dienstreizen.
2. De in lid 1 bedoelde regeling wordt niet vastgesteld, gewijzigd of ingetrokken dan met instemming van
de ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging.
3. Indien de in lid 1 en 2 bedoelde regeling niet tot stand komt heeft de medewerker ter zake van de nood-
zakelijk gemaakte verblijfkosten recht op vergoeding van de werkelijke kosten.
4. Indien de in lid 1 en 2 bedoelde regeling niet tot stand komt heeft de medewerker ter zake van de aan
een dienstreis verbonden reiskosten recht op een reiskostenvergoeding van:
• de kosten van openbaar vervoer op basis van het laagste klasse tarief bij gebruik van openbaar
vervoer;
• € 0,29 bruto per kilometer bij gebruik van de eigen auto met toestemming van de werkgever;
• de voor deze vervoermiddelen door de fiscus vastgestelde forfaitaire kilometertarieven bij gebruik
van een ander, eigen vervoermiddel.
Voor de interpretatie van het begrip dienstreis wordt aangesloten bij de door de fiscus gehanteerde
definitie.
5. Op verzoek van de werkgever dient de werknemer de bescheiden te overleggen op basis waarvan het be-
drag van de vergoeding kan worden vastgesteld.
Vergoedingen in geval van verhuizen:
Verhuiskosten
1. De werkgever treft een regeling voor de vergoeding van verhuiskosten voor zijn werknemers en aspirant-
werknemers.
2. De in lid 1 bedoelde regeling wordt niet vastgesteld, gewijzigd of ingetrokken dan met instemming van
de ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging.
3. Indien de in lid 1 en 2 bedoelde regeling niet tot stand komt, heeft de werknemer die bij het aangaan van
het dienstverband of gedurende zijn dienstverband verplicht wordt te verhuizen, aanspraak op een ver-
goeding van verhuiskosten met inachtneming van het bepaalde in lid 4.
4. Bij toepassing van lid 3 bestaat de verhuiskostenvergoeding uit:
-
vergoeding van de werkelijke kosten van transport door een erkend verhuisbedrijf van bagage en in-
boedel van de werknemer naar de nieuwe woning;
-
vergoeding van herinrichtingskosten ten bedrage van maximaal 12% van het jaarsalaris inclusief de
vakantietoeslag met een maximum van bruto € 9076,- .
Scholing en persoonlijke ontwikkeling:
1. Scholingsbeleid op instellingsniveau:
a. De werkgever stelt in overleg met de ondernemingsraad jaarlijks het scholingsplan voor de instelling vast. Het scholingsplan speelt in op de scholingsbehoefte van de strategie van de organisatie, strategisch personeelsbeleid en de behoefte van de te onderscheiden beroepsgroepen binnen de instelling. In het scholingsplan wordt aandacht besteed aan scholing ten behoeve van duurzame inzetbaarheid en employability met specifieke aandacht voor behoud en vitaliteit van de oudere werknemer.
b. Als onderdeel van het scholingsplan stelt de werkgever in overleg met de ondernemingsraad een regeling studiekosten en studieverlof op. In deze regeling wordt tenminste aandacht besteed aan:
• opleidingen die in opdracht van de werkgever worden gevolgd;de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen en in welke mate, met dien verstande dat
van studies die in opdracht van de werkgever worden gevolgd de kosten volledig worden vergoed;
• de tijd waarvoor studieverlof wordt verleend en in welke mate, met dien verstande dat van stu-
dies die in opdracht van de werkgever worden gevolgd, de voor het volgen van de lessen en het
afleggen van examens benodigde tijd als werktijd worden aangemerkt;
• de terugbetaling van reeds verstrekte vergoedingen.
c. De werknemer heeft, ongeacht de omvang van zijn dienstverband, recht op scholing en plicht tot het
volgen van scholingsactiviteiten. Tevens moet de werkgever rekening houden met de inhoud van het
loopbaanadvies dat aan de werknemer is uitgebracht.
Vergoeding overwerk:
Maximaal aantal uren overwerk, vacaturestelling
1. Het aantal uren overwerk mag te meten per aaneengesloten periode van één jaar niet méér bedragen
dan 10%:
-
van 1878 uur, indien het salaris van de werknemer overeenkomt met nr. 48 van de inpassingstabel of
daaronder;
-
van 2191 uur, indien het salaris van de werknemer nr. 48 van de inpassingstabel te boven gaat.
Voor werknemers met een dienstverband van meer dan 1878 uur dient bij het eerste gedachtestreepje in
plaats van 1878 uur hun contractueel overeengekomen aantal uren te worden ingevuld en bij het tweede
gedachtestreepje hun contractueel overeengekomen aantal uren plus 313 uren te worden ingevuld.
2. Indien het percentage van 10 in het eerste lid wordt overschreden, wordt op verzoek van de betrokken
werknemer overgegaan tot of het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature.
3. De ondernemingsraad ontvangt op zijn verzoek met betrekking tot de in het eerste lid vermelde salaris-
categorieën een overzicht van de binnen een afdeling of groep per werknemer per kalenderkwartaal ge-
maakte overuren teneinde de raad in de gelegenheid te stellen zich een oordeel te vormen omtrent het
gevoerde beleid ten aanzien van vacaturestelling dan wel assistentieverlening.
Artikel 7:7 Structureel meerwerk
Indien een deeltijdwerker over een referteperiode van een jaar meer dan 10% boven zijn contractueel over-
eengekomen arbeidsduur werkt, wordt op verzoek van de betrokken werknemer hem een contract aangebo-
den waarin deze meer gewerkte uren zijn verdisconteerd. Indien betrokkene hier niet om verzoekt, wordt
overgegaan tot het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature.
Artikel 7:8 Opnemen vergoeding overwerk
1. De in artikel 7:4 bedoelde vrije tijd dient na overleg met de betrokken werknemer te worden verleend en
opgenomen uiterlijk in het kwartaal, volgend op de referteperiode waarin het overwerk is verricht, tenzij
tussen werkgever en werknemer uitdrukkelijk anders is overeengekomen.
2. In geval het belang van de werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever verzet tegen het ge-
ven van vrije tijd, kan de vrije tijd met instemming van de werknemer worden omgezet in een geldbe-
drag, bestaande uit het evenredige deel van het salaris.
3. De ondernemingsraad ontvangt op zijn verzoek inzicht in de toepassing van het bepaalde in artikel 7:8
lid 2.
Artikel 7:9 Werkingssfeer vergoeding onregelmatige dienst
Recht op vergoeding voor het verrichten van onregelmatige dienst hebben die werknemers die zijn ingedeeld
in functiegroep 65 of lager.
Artikel 7:10 Vergoedingsregeling onregelmatige dienst
1. De vergoeding voor onregelmatige dienst wordt verstrekt in de vorm van een geldelijke beloning dan
wel, indien de werknemer daarom verzoekt, in de vorm van vrije tijd.
De vrije tijd wordt bepaald door de ingevolge artikel 7:11 berekende geldelijke vergoeding te delen door
het geldende uurloon van de werknemer.
2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt, tenzij de belangen van de instelling zich hiertegen verzet-
ten, door de werkgever ingewilligd.
3. Het in het eerste lid bedoelde verzoek dient in de eerste helft van enig kalenderjaar te worden gedaan.
Bij inwilliging van het verzoek gaat de vergoeding in de vorm van vrije tijd in op 1 januari daaropvolgend
en blijft tenminste voor 1 kalenderjaar gehandhaafd.
4. Op uiterlijk 30 juni van enig kalenderjaar kunnen werkgever en werknemer mededelen dat de vergoeding
niet meer in de vorm van vrije tijd, doch in de vorm van een geldelijke beloning als bedoeld in lid 1 dient
te geschieden.
Deze wijziging gaat alsdan in op 1 januari daaropvolgend.
De werkgever is bevoegd om aan de mededeling van de werknemer als bedoeld in dit lid geen gevolg te
geven, indien de belangen van de instelling zich hiertegen verzetten.
5. Indien de onregelmatige dienst van de werknemer door de werkgever wordt beëindigd of verminderd,
dan wel de beëindiging of vermindering plaatsvindt op bedrijfsgeneeskundig advies, kan de werkgever
met de werknemer een tijdelijke afbouwregeling voor de vergoeding van de onregelmatige dienst over-
eenkomen.
Artikel 7:11 Berekening geldelijke vergoeding onregelmatige dienst
De in artikel 7:10 genoemde geldelijke beloning wordt berekend uitgaande van het geldende uurloon, waar-
bij echter voor de berekening als maximum geldt het uurloon afgeleid van nummer 19 van de inpassingstabel
op grond van artikel 4:31, op basis van de volgende percentages:
22%
voor onregelmatige dienst op uren vallende tussen 06.00 uur en 07.00 uur en tussen 20.00 uur en
22.00 uur op maandag tot en met vrijdag;
38%
op uren vallende tussen 06.00 uur en 08.00 uur en tussen 12.00 uur en 22.00 uur op zaterdag;
44%
op uren vallende tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur op maandag tot en met
vrijdag;
49%
op uren vallende tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur op zaterdag;
60%
op uren vallende tussen 00.00 uur en 24.00 uur op zon- en feestdagen en op uren vallende tussen
18.00 uur en 24.00 uur op 24 en 31 december.
Vergoeding verschoven dienst
1. Indien de werkgever toepassing geeft aan artikel 6:8 aangaande verschoven diensten en daarmee wijzi-
ging aanbrengt in een reeds vastgestelde arbeidstijdenregeling ontvangt de werknemer schadeloosstel-
ling ingeval hij ter zake van vrijetijdsbesteding reeds uitgaven heeft gedaan.
2. Indien de werkgever toepassing geeft aan artikel 6:8 aangaande verschoven diensten en ten gevolge daar-
van in een vastgestelde arbeidstijdenregeling binnen 48 uur, na zijn mededeling hiervan aan de werkne-
mer, een verschuiving optreedt, ontvangt de werknemer - onverkort het bepaalde in lid 1 van dit artikel -
naast het uurloon over de uren van die verschoven dienst een vergoeding conform het bepaalde in artikel
7:4 lid 2.
Artikel 7:13 Vergoeding voor de bereikbaarheids-, consignatie-, en consultatiedienst
1. De werknemer van wie het salaris niet meer bedraagt dan het onder nummer 88 van de inpassingstabel
aangegeven bedrag, ontvangt voor de uren doorgebracht in bereikbaarheids-, consignatie- en consulta-
tiedienst, een compensatie in vrije tijd.
2. De in het vorige lid bedoelde compensatie bedraagt per uur in het geval van:
bereikbaarheidsdienst/consignatiedienst/consultatiedienst:
-
op erkende feestdagen: 3/18;
-
op zaterdagen/zondagen: 2/18;
-
op overige dagen: 1/18.
3. Indien de werknemer in een tijdvak van 3 achtereenvolgende perioden van 28 dagen, met inachtneming
van het bepaalde in artikel 6:6, gedurende meer dan 8 weekenddagen bereikbaarheids-, consignatie- en
consultatiedienst verricht, ontvangt hij boven de in lid 2 genoemde compensatie, voor de meerdere be-
reikbaarheids-, consignatie- en consultatiediensten op weekenddagen een toeslag van 50% van deze com-
pensatie. De beperking vermeld in de tweede volzin van artikel 7:14 lid 1 is op deze toeslag niet van toe-
passing.
Artikel 7:14 (Opnemen) vergoeding bereikbaarheids-, consignatie- en consultatiedienst
1. De op basis van artikel 7:13 en 7:15 verkregen vrije tijd dient te worden verleend en opgenomen binnen
een tijdvak van 2 maanden na het verrichten van de bereikbaarheids-, consignatie- of consultatiedienst,
tenzij tussen de werkgever en de werknemer anders wordt overeengekomen.
Ingeval het belang van de instelling zich naar het oordeel van de werkgever verzet tegen het geven van
vrije tijd, wordt de vrije tijd tot ten hoogste de helft omgezet in een geldbedrag, bestaande uit het even-
redige deel van het salaris.
2. Ingeval bereikbaarheids-, consignatie- of consultatiedienst wordt verricht op een door de werkgever aan-
gewezen vakantiedag, als bedoeld in artikel 8:6 lid 3 en 8:7, blijft de aanspraak van de werknemer op die
dag behouden.
Artikel 7:15 Vergoeding van arbeid tijdens bereikbaarheids-, consignatie- en consultatiedienst
1. De vergoeding voor arbeid verricht tijdens de bereikbaarheids-, consignatie- en consultatiediensten wordt
verstrekt in de vorm van vrije tijd, gelijk aan het aantal uren dat de arbeid heeft geduurd en daarenboven
in de vorm van een geldelijke beloning als bedoeld onder lid 2 van dit artikel.
2. De onder 1 genoemde geldelijke beloning bestaat uit een percentage van het uurloon en wel:
-
25% voor arbeid verricht tussen 06.00 uur en 22.00 uur op maandag tot en met vrijdag, met dien ver-
stande dat in een periode van zeven dagen het aantal aldus te belonen uren maximaal 5 bedraagt; de
overige uren worden beloond met 50%;
-
50% voor arbeid verricht tussen 22.00 uur en 06.00 uur op maandag tot en met vrijdag;
-
75% voor arbeid verricht op zaterdag tot 18.00 uur en op vrije dagen;
-
100% voor arbeid verricht op zaterdag vanaf 18.00 uur, op zon- en feestdagen tussen 00.00 en 24.00
uur en op 24 en 31 december tussen 18.00 en 24.00 uur.
Onder vrije dagen worden voor de toepassing van dit artikel verstaan: de dagen, niet zijnde zondag of
feestdag, waarop de werknemer volgens zijn arbeidstijdenregeling of rooster niet zou behoeven te wer-
ken.
3. Ingeval de werknemer tijdens de consignatiedienst wordt opgeroepen, wordt voor de berekening van de
vergoeding uitgegaan van een periode van tenminste een half uur, te vermeerderen met de werkelijke
reistijd.
4. Ingeval de werknemer tijdens de bereikbaarheidsdienst (telefonisch) wordt opgeroepen, wordt voor de
berekening van de vergoeding uitgegaan van een periode van tenminste een half uur, te vermeerderen
met de eventuele reistijd.
Toepassing vergoeding overwerk en vergoeding onregelmatige dienst
1. Onverlet het bepaalde in lid 2 blijven voor de toepassing van de bepalingen ten aanzien van nachtaanwe-
zigheidsdiensten de bepalingen aangaande overwerk en onregelmatige diensten buiten toepassing.
2. Ten aanzien van daadwerkelijk gewerkte uren tijdens een nachtaanwezigheidsdienst zijn de bepalingen
aangaande de vergoeding voor onregelmatige diensten van toepassing.
Begeleiding tijdens meerdaagse vakantie van cliënten
1. De werknemer kan niet verplicht worden tot begeleiding van cliënten tijdens hun meerdaagse vakantie.
2. Indien de werknemer bereid is tot het verrichten van de in lid 1 bedoelde werkzaamheden, heeft de werk-
nemer recht op een vergoeding op basis van de door de werkgever in overleg met de OR/werknemersver-
tegenwoordiging getroffen regeling zoals bedoeld in lid 3.
3. De werkgever is verplicht in overleg met de ondernemingsraad/werknemersvertegenwoordiging een re-
geling te treffen voor de begeleiding tijdens een meerdaagse vakantie van cliënten. In deze regeling moet
ten minste vastgelegd worden:
-
de compensatie voor de begeleidingstijd; en
-
de onkostenvergoeding.
4. Indien de werkgever geen regeling voor de begeleiding tijdens een meerdaagse vakantie van cliënten
heeft getroffen met de ondernemingsraad/werknemersvertegenwoordiging, ontvangt de werknemer
voor het gedurende de volledige etmalen begeleiden van cliënten tijdens een vakantieperiode van ten-
minste een etmaal een vergoeding van 4 uren per etmaal. Het bepaalde in deze CAO ten aanzien van over-
werk, onregelmatige diensten, bereikbaarheidsdienst, aanwezigheidsdienst, consignatiedienst en nacht-
aanwezigheidsdiensten is niet van toepassing. De vergoeding wordt voor tweevijfde deel in tijd gegeven
en voor het overige deel omgezet in een geldbedrag bestaande uit een evenredig deel van het salaris.
Maak jouw eigen website met JouwWeb